maandag 6 oktober 2008

Sligro

geschreven: 28 ‎april, ‎2008

Elke dag kom ik er weer langs met de trein: een Sligro vestiging nabij het spoor. Het is een troosteloos gebouw en het lijkt in de verste verte niet op het gebouw die ik mij altijd bij de Sligro voorstel. De vestiging waaraan ik mijn herinneringen te danken heb ligt hier dan ook ver van verwijdert, toch zou het best wel eens een gelijkend gebouw geweest kunnen zijn, maar ik kan er niet bij komen dat het zó’n lelijk gebouw was. Mijn geheugen laat het me gewoon niet toe mijn goede herinneringen aan de Sligro te koppelen aan een gebouw wat hier naast het spoor tegen de rand van de wijk gedrukt ligt.

Toch is het niet het gebouw dat mij stoort, integendeel zelfs. Het is juist de gedachte dat ik al heel lang niet meer in de Sligro ben geweest en dat daar ook geen verandering in is te verwachten in korte tijd, die mij zo bezighoud. Voor de mensen die geen weet hebben van het bestaan van de groothandel Sligro, en zich afvragen waarom iemand als ik daar nou niet gewoon naar binnen kan lopen: voor het winkelen in de Sligro is een klantenkaart nodig die alleen voor ondernemingen en dergelijk beschikbaar is, gezien het een groothandel is. En juist dát is wat het mij ontbeert.

Nou zou ik uiteraard toch gewoon naar binnen kunnen lopen, maar dan mist er een belangrijk aspect van de Sligro-ervaring. Het is namelijk niet alleen het door de winkel lopen bij de Sligro wat werkelijk een leuke bezigheid is. De ultieme ervaring gaat gepaard met het ook daadwerkelijk kopen van zo’n grootverpakking. Enkel naar binnen lopen zonder tot aanschaf over te kunnen gaan doet dus ernstig afbreuk aan mijn Sligro-beleving.

Terwijl ik er dus met de trein langs rijd ben ik in gedachten alle schappen één voor één voorbij aan het slenteren, euforisch bijna. Helemaal rechts achterin staan de versnaperingen voor bij de borrel, maar eerst moet je uiteraard langs de producten voor het avondeten. Ik, ja ik zat nog in mijn kinderjaren wanneer ik mijn ervaringen op deed, verbaasde me telkens weer over de enorme verpakkingen, en liet me de kleine uitvoeringen om te proeven van enkele producten zeer goed smaken, zeker bij de zoetigheden richting kassa. Mijn gedachten bewandelen hetzelfde pad.

Na het afrekenen, wat ik uiteraard niet voor mijn rekening neem, komt daar nog zo’n vast patroon wat bij een bezoek aan de Sligro hoort: het mee naar huis krijgen van de artikelen. Wij, altijd speciaal naar de Sligro gekomen zoals je dat ook doet bij een dagje uit naar een of andere attractie –en het had ook wel wat weg van een dagje uit– waren uiteraard op de fiets. En dan moet je alles maar mee zien terug te krijgen naar huis.

In gedachte fiets ik dezelfde weg, met een volle tas achter op de rug en ook nog een bagagedrager vol met producten die er vanaf dreigen te glippen. Juist als alles op de grond klettert haalt de conducteur mij ruw uit mijn dagdroom.

zondag 5 oktober 2008

Op stap

geschreven: ‎9 ‎maart, ‎2008

De trein rolt puffend vooruit, weg van het station, weg van wachtende mensen met hun smeulende sigaretje. Ik zit verdiept in de krant, of gedachten, wie zal het zeggen, te bladeren. Een man worstelt zich met een kinderwagen tussen de zitplaatsen door met in zijn kielzog zijn vrouw. Het is een al wat ouder stel, en in de kinderwagen zit hun kleinzoon, zo blijkt al snel.

“Laat oma je eens losmaken, dan kan je naar buiten kijken.”

Het jongetje is enthousiast. Voor het eerst samen op stap met opa en oma, en dan ook nog met de trein! Tenminste, daar doet het tafereel me aan denken, maar waarschijnlijk is hij al wel vaker zo samen weg geweest. Als hij uiteindelijk voor het raam staat valt het zicht hem nog tegen ook. De eerste keer was het toch indrukwekkender, maar nu lijkt alles alleen maar voorbij te zoeven.

“Kijk knul,” wijst opa naar de weg. “Zo’n auto heeft opa ook.”

Ik volg zijn vinger naar de weg, maar welke auto zou de beste man bedoelen? Er rijden veel auto’s, spitsuur is niet ver meer. Er rijdt echter geen bijzonder opvallende auto, alleen maar bedrijfsauto’s en zakelijke rijders. Opa helpt me.

“Een volvo. Opa heeft hem vorig jaar nog op de kop kunnen tikken.” Hij kijkt er trots bij, maar het lijkt de jongen volledig voorbij te gaan. Ik moet toegeven, het lijkt me een degelijke auto, zeker om samen mee op pad te gaan met kleinkinderen.

En toch.

Ik peins nog een dik half uur later, nadat opa en oma met kleinzoon de trein weer verlaten heeft, over voorgaande. Niet zo zeer over de auto, wel over de relatie tussen volwassenen en hun kinderen of kleinkinderen. Op de een of andere manier hanteren de volwassenen dan nadrukkelijk de relatie tussen beide, opa en oma in dit geval. Ze zullen nooit zeggen “ik heb ook zo’n auto.” Het is altijd “opa dit” of “oma dat.” Net of ze hun eigen functie nog maar eens willen bevestigen. En wel voor zichzelf, niet zozeer voor de kleinzoon.

Als omstander zijn het toch altijd weer interessante gesprekken. Zelf denk ik altijd nooit kinderen zo te zullen gaan toespreken, maar uiteindelijk zal waarschijnlijk ook ik er aan moeten geloven. Want natuurlijk, uit opvoedkundig opzicht is het niet meer dan normaal. Je hebt het zelf dan niet eens meer door.

De trein komt tot stilstand. Ook ik kom langzaam tot stilstand, laat deze overpeinzingen maar even rusten. Misschien dat ik in de toekomst hier nog eens aan terug denk. Als ik zelf papa of opa ben.